En dan komt de aarde heel dicht bij jou
met wolken als een zeemvel uitgeperst,
hijgend in je nek, nat en leeg
en roepen de stenen tegels
op het perron je toe
“Verdomme, rust en zet je neer.”
De grijze haren waaien
in een wolkje omhoog
het delven wordt uitgesteld.
Ik kruip vooruit als een oldtimer
waarvan de knalpot luid kucht
en een zwarte massa achterlaat,
jij, die het verdwaalde uur achterna holt
het waarom vloekend, als een pop-up
die even snel weer verdwijnt,
want je gaat en gaat tot je crasht,
of een afslag neemt waar de zon op je schijnt,
en de hel je op je donder geeft.
De maan valt zwaar als de dag vroeg kraait